Dedemsvaart heeft altijd veel mensen van elders aangetrokken. Zij kwamen naar het dorp in de hoop op een beter leven. Zo ook Tietia Koiter en haar ouders.
Tietia wordt op 2 mei 1882 geboren in de Drentse gemeente Anloo. Haar ouders woonden op dat moment bij het Annerveensche kanaal. Haar vader was arbeider. In 1900 verhuist het hele gezin naar Dedemsvaart om daar een boerderij te huren en verder door het leven te gaan als landbouwer. Zij verhuizen nog een aantal keren in de regio totdat haar ouders zich in 1907 definitief vestigen in de gemeente Avereest, in buurtschap De Driehoek.
Tietia wil graag onderwijzer worden en gaat, als het gezin nog in Drenthe woont, naar de normaalschool in Veendam. Maar omdat haar ouders naar Dedemsvaart verhuizen, komt er een abrupt einde aan haar schoolcarrière. Na de verhuizing gaat zij op 26 november 1901 naar Zwolle om er als kindermeisje te werken bij een gezin. Zij keert in oktober 1903 weer terug naar Dedemsvaart.

In het najaar van 1905 verlaat zij Dedemsvaart weer om te gaan werken bij sokkenfabriek Hageman in Leiden. Daar wordt zij 6 weken lang opgeleid tot breister.
Titia vertelt in een interview dat de fabriek was opgekocht door Dedemsvaartse vervener Bonne Berends. Die zag wel kansen voor een sokkenfabriek aan de Dedemsvaart. De turfwinning was immers vrijwel afgelopen, dus zocht hij naar nieuwe bedrijfskansen voor zijn zoon Berend en aanstaande schoonzoon Ruys, die verloofd was met dochter Berendina. Niet alleen de machines van de fabriek, maar ook een paar meisjes zouden meekomen naar Dedemsvaart om te zorgen voor een goede opstart. Maar eerst moest er een meisje uit Dedemsvaart naar Leiden om daar alvast het vak te leren. En dat werd Titia. In een interview vertelt Tietia dat ze niet alleen leerde breien, maar ook nog eens 5 gulden loon en vrije kost toe kreeg. Dus vertrok zij september 1905 naar Leiden.
In Leiden leerde ze breien met een handbreimachine. Ze leerde ook spoelen, ofwel klossen garen maken, maar ze werd ook vaak aan de maastafel gezet. Aan die tafel moest zij beschadigd breiwerk met naald en draad repareren.
In Leiden verbleef Titia bij directrice Carton – de Ruiter. Deze zou later ook naar Dedemsvaart verhuizen en nog 3 jaar leiding geven aan de fabriek van Berends en co. Maar eerst moesten de orders in Leiden worden afgemaakt.
In het voorjaar van 1906 werden alle machines verhuisd naar Dedemsvaart. Alleen was toen de fabriekshal nog niet klaar. Tietia, directrice Carton en twee Leidse meisjes werkten dan ook eerst in een oude boerderij aan de Van Rooijens Hoofdwijk. Niet op de deel, maar in de (ruime) voorkamer. Zo groot waren de handbreimachines immers niet. En in die tijd werd er maar in één kleur gewerkt, zwart. Na een paar maanden verhuisden Titia en de meisjes dan toch naar de Rollepaal, naar wat in 1966 de perszaal van hal 1 was.
Mevrouw Carton en 2 Leidse meisjes verhuisden dus naar Dedemsvaart. De twee meisjes nemen hun intrek bij weduwe Hendrikje Bijl, die na het overlijden van haar man kostgangers in huis nam.

Het is mogelijk dat haar toekomstige schoonmoeder ervoor heeft gezorgd dat Titia naar Leiden mocht. In 1907 trouwt Tietia namelijk met Matthijs van den Berg. Matthijs zijn vader is dan al overleden, en hij runt het café van zijn vader. Zijn moeder Frederika Wijkstra heeft zelf een manufacturenwinkel. Volgens een artikel op Mijn stad Mijn dorp, zou Titia rond 1904 verkering hebben gekregen met Matthijs. Als dat klopt, dan kan het heel goed zijn dat haar toekomstige schoonmoeder haar dus naar voren heeft geschoven bij de nieuwe textielfabrikanten. De woning en het bedrijf van Matthijs en zijn moede was vlakbij sluis 6 aan de Dedemsvaart, daar vlakbij wordt de sokkenfabriek (en haar opvolger Delana) gevestigd.
Wanneer Tietia op 3 mei 1907 trouwt met Matthijs van den Berg, stopt ze ook met haar werk bij de tricotagefabriek.

Kort na haar vaders overlijden trekt Tietia Koiter op 15 april 1915 in bij haar moeder met haar zoon Koos. Matthijs verhuist niet met haar mee.
Volgens het eerder genoemde artikel op Mijn Stad Mijn Dorp zou Matthijs in het voorjaar van 1915 al zijn vertrokken uit Dedemsvaart en wel naar Amsterdam. Hij gaat werken op een olietanker van American Petroleum Company als hofmeester.
Er zijn duidelijk financiële problemen, want op donderdag 14 oktober in datzelfde jaar wordt hun woonhuis met café geveild. Albertus Assen die eerder aan Matthijs een hypotheek had verstrekt, wil zijn geld terugzien en vraagt aan de rechtbank om Matthijs failliet te verklaren. Kort daarvoor op 22 juni 1915 vond er ook een veiling van goederen van Mathijs van den Berg plaats op last van de kantonrechter in Ommen. Deze veiling was aangevraagd door Tietia’s moeder en broers.
Matthijs zal waarschijnlijk niet meer naar huis zijn teruggekeerd. En uiteindelijk krijgt hij in 1920 een graf op zee. Het schip waarop hij werkte, De Flandre, wordt door een Duitse mijn tot zinken gebracht. Tietia krijgt als weduwe wel een kleine uitkering.
Tietia blijft bij haar moeder wonen in de Driehoek, tussen Dedemsvaart en Ommen in. Haar zoon Koos gaat uiteindelijk naar de MULO en begint zijn werkend leven op 16-jarige leeftijd. Hij gaat werken op het kantoor van de Fantasiefabriek aan de Rollepaal. Deze wordt dan geleid door Berend Berends. Ofwel, Koos gaat werken bij Tietia’s voormalige werkgever. Deze fantasiefabriek wordt later overgenomen door de familie Minke en gaat na 1930 verder onder de naam Delana.
In 1966 verschijnt er een interview met Tietia Koiter in het personeelsblad van Delana. Daarin wordt ze als volgt gekarakteriseerd: “.. dat ze haar stem in het dagelijks gebeuren van het huishouden nog heel duidelijk laat horen. Geen bril, geen doofheid, kwiek ter been ondanks haar 84 jaren. Nog zelfs alle dagen op de fiets.” Op dat moment woont Titia al in bij haar zoon en schoondochter in het dorp. Uiteindelijk overlijd zij op 31 mei 1973 op 91-jarige leeftijd.
Bronnen: bonmama.nl, https://mijnstadmijndorp.nl/app/historische-vereniging-avereest/verhalen/het-zeemansgraf-een-tragedie-in-de-eerste-wereldoorlog en personeelsblad Delana uit 1966