Wie waren de eerste bewoners langs de door Baron van Dedem gegraven vaart? En wie hebben de gronden langs de vaart gekocht in de hoop er goed geld mee te verdienen? Aan het begin van de 19e eeuw, voordat het kanaal werd gegraven, waren de meeste gronden van Noordoost Overijssel nog in het bezit van verschillende marken. Die gemeenschappelijke gronden werden in de loop van de 19e eeuw verkocht aan particuliere eigenaren, niet alleen vanwege de veenontginning maar ook omdat de overheid voorkeur gaf aan privé-bezit in plaats van gemeenschappelijke gronden beheerd door een groep eigenaren.
Om te achterhalen wie de eerste eigenaren en bewoners langs de Dedemsvaart waren, ben ik de archieven van het kadaster ingedoken.
Het kadaster werd in 1832 in Nederland ingevoerd. Het kadaster bestond toen uit gedetailleerde plattegronden met bijbehorende registers. Zo’n plattegrond werd een kadastrale minuutplan genoemd en daarop werden alle percelen en gebouwen ingetekend. In de bijbehorende registers, zoals de Oorspronkelijk Aanwijzende Tafel (OAT), werd informatie over de eigenaren van de percelen vastgelegd.
Al deze informatie is door de Koninklijke Nederlandse Academie voor Wetenschappen (KNAW) minitieus omgezet naar een digitale plattegrond. Vanaf de website van Rijkdsdienst voor Cultureel Erfgoed heb ik vervolgens alle relevante minuutplannen gedownload en geprint. Daarna heb ik met behulp van de KNAW-website genoteerd wie de eigenaren waren van de percelen langs de Dedemsvaart.
Ik begon mijn registratie vanaf de gemeentegrens met Nieuwleusen en volgde daarna de vaart richting Gramsbergen, met een zijtak richting Coevorden. Op eigen uitgeprinte kaarten heb ik alle namen ingevuld, zodat ik snel kon zien wie waar grootgrondbezitter was.
Als eerste de grootgrondbezitters
Tussen Nieuwleusen en het huidige dorp Dedemsvaart, zijn de meeste gronden in het bezit van adellijke en regentenfamilies. Het gaat dan natuurlijk om Willem Jan Baron van Dedem. De meeste gronden die hij heeft zijn wel gekocht samen met een mede-eigenaar. Dat zal of de familie Van Marle zijn geweest of Jan Heere. Om dat met zekerheid te kunnen zeggen moet ik nog wat diepgaander onderzoek doen.
Andere familienamen die ik veel tegenkom zijn de familie De Vos van Steenwijk en Eekhout. Hoe verder ik naar het oosten ga, de vaker ik eigenaren tegenkom uit de omgeving van Lutten, Heemse, Ane en Gramsbergen. De percelen worden dan ook kleiner. Dit beeld komt overeen met het feit dat het veengebied in het oostelijk deel al deels in gebruik was voor zowel landbouw als turfwinning, voordat het kanaal werd gegraven.
Erfpacht, vruchtgebruik en recht van opstal
Wat mij opvalt is dat op vrij veel percelen woningen staan die door middel van erfpacht, vruchtgebruik of recht van opstal aan arbeiders zijn gegeven. Ook sommige percelen zijn verhuurd aan derden. Dichtbij Balkbrug, in het westen, gaat het vooral om vruchtgebruik, maar verder naar het oosten verandert dat in erfpacht en recht van opstal.
Ik kom daardoor veel meer namen van arbeiders tegen dan ik van tevoren had verwacht. En omdat ik juist op zoek ben naar verhalen van gewone mensen, heb ik de namen van deze huurders genoteerd. Zij behoren tot de pioniers die zich langs de Dedemsvaart hebben gevestigd. Onder hen waren ook timmerlieden, een geneesheer en een schipper. En zo krijg je toch een aardig beeld van wie er langs de vaart woonde.
In onderstaand document kun je de namen van alle rechthebbenden terugvinden en hun beroep. Nu nog hun familiegeschiedenis achterhalen.
Arbeiders als grondeigenaar
De meeste gronden zijn dus in handen van regenten- en adelijke families, maar daar tussendoor is er soms ook een arbeider of dagloner met een stukje eigen grond. Ik ben erg benieuwd of er nog nazaten van deze arbeiders in het gebied wonen.
Wonen midden in het veen
En als je dan zo gedetailleerd door het gebied gaat aan de hand van de minuutplannen, dan valt op dat er ter hoogte van het huidige Slagharen, ineens veel kleine huisjes staan. Deze woningen zijn verhuurd aan arbeiders door middel van regt van opstal. De arbeider mocht er dus wonen en alles wat hij erop bouwde, bleef van hem. Tussen deze wal en een groot meer, is het latere Slagharen ontstaan.
Percelen worden steeds kleiner
Doordat ik het gebied perceel voor perceel in kaart heb gebracht, ontdek ik ook patronen. Zo valt mij op dat dichtbij de grens met Nieuwleusen, de percelen nog relatief groot zijn. In het gebied dat wij nu kennen als het dorp Dedemsvaart zijn de percelen al veel kleiner. Geen wonder, omdat hier het dorp is gevestigd. Op veel van deze kleine percelen zijn rechten van opstal uitgegeven. Voorbij het dorp Dedemsvaart, in het noordelijk deel van Lutten, zie je dan weer veel grote percelen. Dit is nog onontgonnen veengebied.
Verder zie je dat in Ambt Hardenberg en Gramsbergen, het gebied vanaf Lutten richting Duitsland, veel grond in eigendom is van landbouwers, regentenfamilies en kooplieden uit de omgeving zelf. Zo blijkt een groot deel van het Anerveen, waar later De Krim is ontstaan, in eigendom te zijn van landbouwers uit Ane.
Wat ik ook zie op de kadastrale kaarten is dat vlak bij Gramsbergen al veengronden zijn ontgonnen en nu in gebruik zijn voor landbouw. Dit komt overeen met informatie uit het boek van Kleine Staarman over de geschiedenis van Lutten en Slagharen. Hij geeft aan dat in die omgeving al best wel wat kennis was t.a.v. turfwinning en ontginning. Is een deel van de Duitste trekarbeiders die in eerste instantie daar werkte, zich gaan vestigen aan de Dedemsvaart? Ik houd mij daarbij het verhaal van Kleine Staarman in mijn achterhoofd. Zijn voorvader is eerst in de omgeving van Lutten gaan wonen. Kwam hij, voordat hij zich vestigde aan de Vaart, al als trekarbeider naar deze regio en zag hij een kans om zijn positie te verbeteren door met een groep mensen hier naartoe te verhuizen?
Als het gaat om de geschiedenis van de Dedemsvaart, dan denken wij vaak dat de ontwikkeling vanuit Nieuwleusen richting Hardenberg ging, maar misschien was er ook wel een tegenbeweging vanuit Hardenberg richting het dorp Dedemsvaart.
Bekende verveners woonden er al in 1832
Tussen alle eigenaren en rechthebbenden vond ik ook enkele namen van families die later zeer bekend zouden worden als vervener.
Als eerste kom ik Bonne Berends tegen. Hij had veengronden langs de Hoofdvaart, in wat nu het dorp Dedemsvaart is. Zijn percelen zijn een opsplitsing geweest van een oorspronkelijk perceel dat in het bezit was van Willem Jan baron van Dedem. In hetzelfde gebied kom ik nog een aantal andere Berends tegen, inclusief een weduwe. Zouden zij familie van elkaar zijn? En is deze Bonne daadwerkelijk die eerste Berends die zich heeft opgewerkt tot vervener?
Ook kom tik Roelof Veningen tegen. Hij had rond 1832 al een stuk grond aan de hoofdvaart in zijn bezit. Daarnaast had hij diverse rechten op gronden en opstal. Op zijn eigen grond gaf hij rechten van opstal aan diverse arbeiders. En het interessante is, dat hij zichzelf geen veenbaas noemde, maar brouwer. En dan blijkt dat zijn huis tegenover een gebouw met de naam ‘brouwerij’ staat. Dit gebouw staat op het land van Reint Hendrik baron de Vos van Steenwijk. Vermoedelijk is Roelof Veningen dus als brouwer gekomen en heeft hij zich vervolgens ontwikkeld tot vervener?
Dorgelo is nog zo’n bekende familienaam die altijd terugkomt als voorbeeld van een bekende vervenersfamilie in de geschiedenisvertelling van de Dedemsvaart. Gerrit Dorgelo had diverse veengronden in zijn bezit rond 1832. Zij lagen in het voormalige ambt Ommen en op Hardenbergs grondgebied, welke in 1837 bij de gemeente Avereest werd gevoegd. Op de kadasterkaart zie ik dat vlak bij de voormalige kalkovens in de Dedemsvaart een huis staat met de naam Dorgelo. Het is in het bezit van Willem Jan baron van Dedem. Er omheen liggen diverse huisjes van arbeiders die waarschijnlijk in het veen of bij de kalkovens werkten. Maar er is nog een tweede Dorgelo met bezit. Het gaat om ene Harm Jan Dorgelo (en mede-eigenaren), die schoolmeester is in Heemse. Hij heeft een stukje veengrond in ambt Hardenberg. Vermoedelijk gaat het hier om vader Gerrit met zoon Harm Jan, die beiden onderwijzer waren. Gerrit werkte in Ommen en Harm Jan in Heemse.
Bernard Plomp heeft rond 1832 recht van opstal op een stuk grond van Willem Jan baron van Dedem. Als beroep staat er timmerman en op de kadastrale kaart staan een behoorlijk aantal gebouwen ingetekend. De familie Plomp werd later een bekende vervenersfamilie, maar in 1832 had Bernard nog geen eigen veengrond.
En dan vind ik nog drie andere veenbazen langs de Dedemsvaart. Zij waren eigenaar van enkele losse stukken veengrond. Het gaat om Klaas Olthuis van Anevelde, om Jacob Harloff wonende aan de Vaart in ambt Ommen, en als laatste is daar Hendrik Veldman uit de omgeving van Lutten.
Vrouwen langs de Dedemsvaart
In mijn zoektocht naar grondbezitters lans de Dedemsvaart, kwam ik ook enkele vrouwen tegen. De meest invloedrijke, de vrouw met het meeste bezit dus, is de weduwe van Anthony Coenraad Willem baron van Haersolte. Haar naam is Juliana Dorothea Hisk Maria d’Arnaud. Zij noemt zich na het overlijden van haar man in 1820 douairière, weduwe van een adellijke heer. Die adellijke titel had haar man trouwens pas in 1819 gekregen, toen hij werd benoemd in de Ridderschap van Overijssel.
En hier zie je dat de kadastrale kaarten niet altijd correct zijn. Juliana was namelijk in 1832 al overleden. Vermoedelijk is toen al haar bezit naar haar enig kind en zoon Coenraad Willem Anthony gegaan, maar hier zou nog nader onderzoek naar gedaan moeten worden.
Een andere vrouw met bezit is Albertje Remmelts Thijs. Zij kwam uit Drenthe en was getrouwd met Jannes ten Have. Samen runden ze een jeneverstokerij en boerderij in wat nu het dorp Dedemsvaart is. Op de kadastrale kaart staat zij genoemd als eigenaar van de brouwerij en boerderij. Haar man Jannes is in 1830 overleden. Zeven jaar na zijn overlijden trouwt Albertje met Johan Heinrich Daman. Een Duitser die langs de Dedemsvaart werkte als aannemer van publieke werken. Hij werd later een succesvol vervener en kreeg veel aanzien vanwege zijn actieve rol in de politiek.
De andere vrouwen die naar boven kwamen in het kadastraal archief van 1832 zijn mij nu nog onbekend. In ieder geval zijn zij allemaal weduwe van een arbeider of landbouwer. Het vinden van hun levensgeschiedenis vraagt om een diepgaander onderzoek. Ik heb wel hun namen genoteerd zoals ze voorkwamen in het kadastraal archief.
Afronding
Ja, in 1832 zijn de meeste gronden in handen van adelijke en regentenfamilies zoals de Van Dedems, De Vos van Steenwijk en erven van Evert Jan Eekhout. Zij zagen een goede investering. Echter, doordat het graven van het kanaal nogal vertraging opliep en het onderhoud slecht was, konden zij hun gronden niet gemakkelijk ontginnen. Daarbij vraag ik mij af of gebrek aan kennis van veenontginning ook een rol speelde. Zij lieten veel van het werk over aan onderbazen, die veelal ter goede trouw werkten, maar ook hun eigen kansen grepen toen het mogelijk werd. Ik stel mij voor dat veel van deze eigenaren geen doortastende ondernemers waren, maar meer praters en denkers.
Rond 1890 is de situatie in het veen compleet veranderd. Dat wordt duidelijk in de gesprekken die de Staatscommissie Arbeidsenquête heeft met diverse verveners uit het gebied. Geen van de verveners is van adel of afkomstig uit een regentenfamilie. De verveners melden dat rondom het dorpje De Krim nog wel volop turf wordt gewonnen, want van daaruit trekken turfarbeiders in 1888 naar de Dedemsvaart om een hoger loon te eisen. Het zou dan ook interessant zijn om de situatie van 1832 naast die van 1890 te leggen. Mijn veronderstelling is dan dat je dan een weergave krijgt van de omwenteling die in de Nederlandse samenleving heeft plaatsgevonden. In plaats van geregeerd te worden door de oude adel en elite, zijn het nu de ondernemers die het leven van de gewone arbeider in Noordoost Overijssel bepalen.